Studenten toelaten te kiezen waarin zij een verschil willen maken
Differentiatie vertrekt vanuit een growth mindset. Dit betekent dat je positieve verwachtingen hebt ten opzichte van de leermogelijkheden van je studenten en steeds op zoek gaat naar manieren om hen te verder te doen groeien. De realiteit leert dat sommige studenten ijverig aan de slag gaan om de leerdoelen te bereiken en te excelleren, en dat anderen laattijdig en met minimale inspanningen proberen slagen. Hoe ga je daarmee om?
Misschien is het oké en zelfs ‘lean’ om te mikken op efficiënte inzet van middelen en talenten. Is het mogelijk dat sommige studenten al weten welk type professional ze willen worden en ze zich dus selectief inzetten?
Enkele voorbeelden van opleidingen die dit met dit gegeven bewust aan de slag gaan:
- Sommige opleidingen kiezen voor een geslaagd/niet geslaagd principe voor de ondersteunende basisvakken, terwijl andere vakken en stages de mogelijkheid bieden om op een geïntegreerde wijze te tonen waarin ze kunnen en willen excelleren.
- Eric Slaats (Fontyshogeschool) maakt in dit filmpje met legoconstructies duidelijk hoe studenten kunnen afstuderen met verschillende competentieprofielen afhankelijk van de keuzes en specialisaties die ze volgen in hun opleiding. Studenten kunnen hierbij zelf kiezen op welke zinvolle (creatieve) wijze ze willen pieken.
Hoe mijn tijd en energie best inzetten?
Ik wil doceren vanuit een growth mindset, studenten laten groeien, en weet dat niemand excelleert zonder inspanningen en doorzetting. Daarom motiveer ik studenten. Ik probeer dit niet te doen vanuit een simpel ‘moeten voor de punten of voor later’, maar reik boeiende opdrachten aan en voorzie rijke leermaterialen. Toch mag de kans op burnout bij mezelf en mijn studenten niet vergroten, wat een gevaar is als ik de boodschap interpreteer als: vooral de motivatie en de inzet van de docent en van de student zijn bepalend voor het resultaat; hun ‘skills of slimmigheid’ zijn van ondergeschikt belang.
Enkele witte raven (diegenen die afstuderen als promovendus van een opleiding bv.) excelleren over de hele lijn. De meeste studenten zijn zich (soms pijnlijk) bewust van de zaken die minder aan hen besteed zijn. Af en toe loont het de moeite om zich juist voor deze uitdagingen extra in te spannen. Maar veelal is het fijner en nuttiger om aan de slag te gaan met juist die zaken waar men al een spontane aanleg voor heeft. En daar is niets mis mee. Dat was de basis van ons talentenbeleid. Je mag hier floreren en we zullen je aanmoedigen en waarderen voor je mogelijkheden.
Ik ervaarde het persoonlijk als een bevrijding om plots in te zien dat het perfect oké is dat ‘mijn vak’ niet voor alle studenten tot hun grootste sterktes noch kerninteresses behoort. Als ze mijn vak minimalistisch/efficiënt aanpakken, komt de vraag bovendrijven wat hen wel ‘warm maakt’ en hen meer boeit of relevant lijkt? Soms hoor ik daar zaken op basis waarvan ik mijn eigen inhouden kan optimaliseren, andere keren vraag ik door: ‘kan je mij gerust stellen dat je hier op je plek zit en dit een studie of job is die aansluit bij jouw mogelijkheden en waarvoor je wil zweten?’
Ik zie mijn taak dan als hen door dat ‘noodzakelijk kwaad’ heen loodsen. Maar ik temper dan wat mijn enthousiasme en overtuigingskracht.
Bij studenten die wij bestempelen als ‘weinig of niet gemotiveerd’, is het de uitdaging om te kijken naar de positieve uitzonderingen. Waarover zijn ze zelf positief verrast? Waarover zijn ze oprecht trots? Dit mag geen suggestieve strikvraag zijn, maar een oprechte ‘vrijspraak’: kunnen we het erover eens zijn dat je zo je energie spaart voor andere zaken?
Gezondheidszorg- Verpleegkunde- Iris De Coster